Grauwe klauwieren in Rouveense veld?
Grauwe klauwieren in het Rouveense veld?
In de driehoek Zwartsluis, Rouveen, Hasselt ligt een groot natuurgebied van 1000 ha, het Rouveense veld.
Een deel is open veenweidegebied met blauwgras- en weidevogelgraslanden, maar in het westelijk deel ligt de Olde maten. Een laagveengebied met veel brede sloten, zgn. bokvaarten. Deze brede watergangen zijn in diverse stadia van verlanding (dichtgroeien met water- en moerasplanten), de een is dichtgegroeid met riet, de andere is al veranderd in een bos of wilgenstruweel met veel zwarte els en grauwe/ geoorde wilg. Ook open water is er nog veel aanwezig, ca. 4 jaar geleden zijn er zo'n 40 boksloten weer open gebaggerd, die weer mogen dichtgroeien. Tussen de boksloten liggen lange smalle stroken extensief gebruikte graslanden. Kortom een zeer gevarieerd gebied met een hoge biodiversiteit. Wat betreft vogels, zitten er veel struweel en rietvogels in de boksloten. Fitis, tjiftjaf, kleine karekiet, rietzanger blauwborst, tuinfluiter en winterkoning zijn de meestal gemene broedvogels, maar ook soorten als havik, wulp, zomertaling en dodaars komen in kleine aantallen voor als broedvogel.
En sinds 2010 broeden er ook grauwe klauwieren in de Olde maten. Vanaf 2007 waren ze al aanwezig met 2 tot 5 paar in de Veerslootslanden, een kleine reservaat oostelijk van de Olde maten.
Staatsbosbeheer probeert de populatie goed te volgen, want het zijn toch wel bijzondere broedvogels. Landelijk zijn er tussen de 340 en 470 paar, waarvan er dus zo'n 6 tot 8, voor zover wij weten, zitten in het Rouveense veld.
De grauwe klauwier is vooral een insecteneter; het gaat dan vooral om grote insecten. Door de variatie in biotopen in de Olde maten, van open, water, bos, rietvelden tot open water, zijn er veel grote insecten. Libellen vanuit de sloten en trekgaten, sprinkhanen en krekels in de extensief gebruikte graslanden en rietveldjes. En natuurlijk veel andere insecten, zoals kevers, vliegen, vlinders.
Staatsbosbeheer wil graag weten waar de broedparen zitten om het beheer op deze bijzondere soort af te stemmen.
Een deel van de graslanden wordt gemaaid en dat is voor de grauwe klauwier niet optimaal. Met het maaien van het gras verdwijnt een groot deel van de insecten en dat zou problemen kunnen opleveren bij het groot brengen van de jongen. Met een aangepast maaibeheer rond de broedparen wil Staatsbosbeheer de grauwe klauwier een handje helpen. Door later te maaien of stroken te laten staan, kunnen de vogels voldoende voedsel vinden om hun jongen groot te krijgen.
Sinds een paar jaar helpt een clubje vrijwilliger o.l.v. Rinus Goutbeek Staatsbosbeheer bij het inventariseren van de grauwe klauwier in de Olde maten en de Veerslootslanden. Hieronder een uitleg hoe dit is opgezet:
Inleiding
In 2017 is een start gemaakt met de inventarisatie. De Oldematen/Veerslootslanden is een bewerkelijk gebied en heeft een grote oppervlakte. De keuze van de zoekgebieden in 2017 is gedaan op basis van de waarnemingen in voorgaande jaren (zie o.a de sites Broedvogelkartering Staatsbosbeheer en Waarneming.nl) en op basis van de inschatting van mogelijke broedgebieden, waarbij gekeken is naar struweel en dichtheid van de begroeiing en de aanwezigheid van potentiele voedselgebieden.
Opzet werkwijze in 2020
De grootte van het gebied en de onoverzichtelijkheid ervan (lange, smalle percelen met een lengte van ca 800 meter) en de begroeiing op de randen van de percelen, bemoeilijkt het waarnemen. In 2020 is de groep waarnemers uitgebreid en is het gebied in een aantal vakken verdeeld. Voor de vaststelling van de vakken zijn de waarnemingen van voorgaande jaren als uitgangspunt gebruikt. Een vak bestaat uit meerdere percelen. Bovendien is voorgesteld om, zo mogelijk, ook andere percelen te onderzoeken buiten de vastgestelde vakken.
De aangepaste werkwijze (meer waarnemers en onderzoeksvakken afspreken) heeft zeer waarschijnlijk een positief effect gehad op het aantal waargenomen territoria. In 2020 zijn 8 territoria vastgesteld en 1 waarschijnlijk territorium.
Waarnemers in 2020 zijn: Jeroen Maljers, Jur Furda, Anka Pleune, Bernd Steenbergen, Rinus Goutbeek, Jesse Oosterhuis, Piet en Lenie Hollander, Michiel Poolman en Jeroen Bredenbeek.
Waarnemingen in 2020.
Er is waargenomen vanaf 18 mei 2020 tot medio september 2020.
De eerste waarneming was van een mannetje op 18 mei door Rinus Goutbeek. De laatste waarneming was op 4 september, ook door Rinus Goutbeek, 2 juvenielen in de Veerslootslanden
In 2020 ijn in totaal 8 territoria vastgesteld en 1 mogelijk territorium. Dit mogelijke territorium werd later in het seizoen vastgesteld door de waarneming van een paar met jongen nabij de kruising Scholenland-Rechterensweg, waar tot dan niet is gekeken. Dit is een locatie om volgend jaar op te nemen.
Het aantal waarnemingen van territoria wijkt af van de methode die door SOVON wordt gehanteerd. SOVON komt op een totaal aantal territoria van 5. Door handclustering en de waarnemingen vanaf half mei tot 10 juni wel als territorium indicerend te interpreteren, komen wij tot 8 zekere en 1 onzeker territorium. Waarschijnlijk komt dit ook door het aantal bezoeken; dat zijn er maar liefst 62. Hierdoor worden er statistisch hogere eisen gesteld aan een territoria. Ook het ontbreken van zangwaarnemingen voor 10 juni, wat bij een grauwe klauwier zelden wordt gezien, zorgt er voor dat veel waarnemingen in mei en juni niet als territoriaal worden gezien door het clusterprogramma.
Teldagen.
In mei zijn 9 dagen geteld, in juni 14 dagen, in juli 9 dagen, in augustus 5 dagen en in september 2 dagen. De meeste waarnemingen dit jaar komen uit de Veerslootslanden. Dit is, voor vogelaars, ook het meest aantrekkelijke gebied, omdat de kans op een waarneming bijna 100% is.
Met name in de Veerslootslanden is het verschil groot. Hier zijn 3 territoria vastgesteld (paren vastgesteld met jongen), hetgeen volgens de SOVON-methode, maar 1 territorium telt. Langs de Rechterensweg zijn twee territoria vastgesteld, langs de Zwartewatersklooosterweg 1 territorium en langs de Postweg 1 aan de oostzijde en 1 aan de westzijde.
Het grootste aantal juvenielen bij een paar is gesignaleerd op 7. In de Veerslootslanden is dit namelijk 5. Het grote aantal jongen is een belangrijke aanwijzing, dat het gebied aan een aantal belangrijke voorwaarden voldoet voor de grauwe klauwier. Dit vak wordt door Staatsbosbeheer zelf beheerd.
Ook het komend jaar wordt er weer naar grauwe klauwieren gespeurd. Aanvullend worden de boksloten bekeken op de aanwezigheid van braamstruwelen, meidoorns en rozen. Dit zijn begroeiingen die grauwe klauwieren vaak gebruiken om te broeden. Door deze te inventariseren, kunnen we gerichter zoeken naar broedparen en met het beheer ook rekening houden met deze struiken om geen broedbiotoop verloren te laten gaan.
Mochten er nog vrijwilligers zijn die willen meehelpen, laten zij dan contact opnemen met boswachter Jeroen Bredenbeek.
Mail: [email protected]