Verscholen in het veen

Verscholen in Veen is een expositie van aangetroffen voorwerpen uit de omgeving van Staphorst in het Educatief Informatiecentrum voor natuur en historie “De Veldschuur” te Rouveen.
12 augustus - 31 december 2015
Door Stichting Werkgroep Archeologie Regio Staphorst (SWARS) wordt in een negental opstellingen een aantal opzienbarende vondsten uit de omgeving van Staphorst geexposeerd. Ter ondersteuning van het verhaal achter de expositie zijn vondsten van diverse locaties in Overijssel en een maquette van een prehistorische nederzetting ter beschikking gesteld door het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Overijssel A.D. Verlinde en het stedelijk museum in Zwolle.
Het landschap om ons heen bewaart een groot aantal verhalen. Enkele van die verhalen zijn bekend, vele moeten nog verteld worden. Een enkele keer wordt een bekend geacht verhaal op zijn kop gezet door nieuw verkregen informatie uit een Staphorster archeologisch waardevolle bodemvondst. Ook het landschap zelf laat zich lezen. Aan de groei van bepaalde plantensoorten, de vorm van percelen, de locatie van bewoning, maar ook in het zichtbare reliëf - de hoogten en de laagten - van het land zelf vinden we sporen uit een ver verleden.
Met uiterst moderne technieken is het gelukt om een zeer gedetailleerde reliëfkaart van het gebied tussen Hasselt, Genemuiden, Zwartsluis en Staphorst-Rouveen te vervaardigen. Een kaart waarop de hoogteverschillen oude landschappelijke en bewoningsstructuren laat zien. Verlande eendenkooien, verlaten boerderijlocaties, kerkheuvels en dijkdoorbraken uit lang vervlogen tijden. Maar ook snelwegen, zandwinninggaten, vuilstortlocaties en de nieuwste woonwijken.
Opvallend is het centrale laaggelegen slagenlandschap. Een gebied dat zich kenmerkt door haar uitgestrektheid en haar natte venige ondergrond. Een gebied dat volgens historici vrijwel ontoegankelijk werd geacht voor de mens door de moerassige bodem.
Plaatsen waar mensen hebben gewoond verraden zich door het achtergelaten afval. De mens laat altijd afval achter waar men enige tijd heeft verbleven. Afval dat slechts in geringe mate in de bodem werd “afgebroken” en vaak het landschap veranderde en ontsierde. Voor archeologen echter een uiterst waardevolle bron van informatie, zeker wat betreft de periode van de prehistorie. Niet alle voorwerpen die in de bodem terecht komen doorstaan de tand des tijds. Voorwerpen van natuursteen, keramiek, glas en metaal blijven het langst bewaard en worden daardoor vaak teruggevonden.
Doorgaans heeft men zich ontdaan van afval door het te begraven. Meest duidelijke voorbeelden hiervan zijn de geëmailleerde blikken voorwerpen, aangetroffen bij de bouw van De Veldschuur. De objecten zijn doelbewust in de grond gestopt, nadat zij door beschadiging of andere oorzaak hun gebruiksfunctie hadden verloren. De in De Veldschuur getoonde objecten dateren uit het midden van de 20e eeuw.
Ouder nederzettingsafval betreft een aardewerken kom uit de tweede of derde eeuw na Christus; de inheems-Romeinse tijd. Deze kom is op een zandhoogte in de uiterwaarden van de IJssel even ten zuiden van Zwolle aangetroffen bij de recentelijk uitgevoerde graafwerkzaamheden ten behoeve van het Waterschapsproject "Ruimte voor de Rivier". De aanwezigheid van dergelijke oude bewoningssporen in dat gebied werd niet verwacht. Men nam aan dat de kracht van het stromende rivierwater in de loop der eeuwen alles zou hebben vernietigd.
Van geheel andere aard en een duidelijk voorbeeld van hoe mensen soms ook met elkaar om kunnen gaan, is de vondst van Staphorster streeksieraden, een zogenaamde mannenset. Deze is niet als afval in de grond gestopt, maar als onverkoopbare buit van een brute roofmoord, gepleegd in 1941. Met behulp van metaaldetectieonderzoek is - in een natuurontwikkelingsgebied op een kleine verhoging in de nabijheid van een waterpartij - de buit bij toeval teruggevonden.
De meest spectaculaire vondst echter betreft de prehistorische bronzen halsring uit Rouveen. Een vondst die ons dwingt de geschiedschrijving van dit deel van Nederland aan te passen. Het veengebied, dat altijd onbegaanbaar en dus ontoegankelijk geacht werd, in de periode van de late steentijd tot de eerste ontginningen in de dertiende eeuw, lijkt door de vondst van een in het veen geofferde halsring wel degelijk begaanbaar geweest te zijn in de vroege ijzertijd: 600-450 voor Christus. Ook duidt het op de aanwezigheid van bewoning in deze periode in de nabijheid van de halsring en zelfs op internationale betrekkingen van de bewoners van deze streken.
Om een beeld te geven van het leven in de ijzertijd toont een maquette van een boerderij de bouwwijze die men in die tijd hanteerde, maar ook de gewassen die men teelde en het gebruik van het omringende landschap. De ijzertijd was een periode waarin Nederland al relatief dicht bevolkt was. Met name de hoger gelegen gebiedsdelen. De omgeving van Dalfsen, Raalte en gebieden verder naar het zuidoosten waren zeker dicht bevolkt en hier werd al veel ijzer geproduceerd. Men zou het tegenwoordig als een zone met zware industrie typeren. De mensen gebruikten diverse voorwerpen om uit te eten en te drinken en er hun voedsel in te bereiden. Ook werden er speciale urnen gemaakt om de doden, na de toen gebruikelijke crematie, in te begraven.
De bronzen halsring is niet de enige offervondst uit de regio. Bij werkzaamheden in het Meppelerdiep en in de rivieren het Zwarte Water en de Weede bij Hasselt zijn in het verleden hamerbijlen uit de late steentijd aangetroffen. De locaties waar deze ceremoniële voorwerpen zijn aangetroffen liggen op een scheiding tussen begaanbaar en onbegaanbaar gebied, veelal een scheiding tussen de bekende en de onbekende – mysterieuze - wereld, de boven - en de onderwereld.
De tentoongestelde objecten vertellen verschillende verhalen. Verhalen die ons een inkijk in het verleden geven. Verhalen over hoe onze voorouders uit kort en lang vervlogen tijden met het landschap, met elkaar, met de bovengrondse en met een onbekende mysterieuze wereld omgingen. SWARS is trots u deze te mogen presenteren.